2.4 Regels en voorschriften

1
2.4.1 Algemene regels en voorschriften voor alle medewerkers
  1. Bij het betreden van een werklocatie van een opdrachtgever, dient men zich te melden bij de eerstverantwoordelijke (leidinggevende/uitvoerder).
  2. Voor aanvang van de werkzaamheden dient men zich op de hoogte te stellen van de geldende regels en de alarmprocedure op de locatie.
  3. Men dient de voorgeschreven persoonlijke beschermingsmiddelen op de juiste wijze te gebruiken en te onderhouden. Controleer regelmatig de conditie van de beschermingsmiddelen.
  4. Bij werken aan of in de nabijheid van de openbare weg dient men altijd een veiligheidsvest te dragen of een jas conform de Eisen Rijkswaterstaat en de CROW-regelgeving ten aanzien van Veilig werken aan de weg.
  5. Bij het werken op bouwplaatsen is het voor aanvang van het werk het volgen van de Generieke Poortinstructie (GPI) verplicht.
  6. Bij werken aan of in de nabijheid van het spoor is het Digitale Veiligheidspaspoort (DVP) verplicht.
  7. Materialen en gereedschappen moeten ordelijk op de daarvoor bestemde plaatsen worden opgeslagen. Zorg tevens dat het werkterrein en/of werkomgeving opgeruimd is, zodat hinder of aanleiding tot ongevallen voorkomen wordt.
  8. Elke medewerker op een project is verplicht onveilige situaties en/of handelingen terstond te melden aan de direct leidinggevende en deze melding schriftelijk vast te leggen op een incidentenformulier (RPS intranet).
  9. Periodiek worden werkplekinspecties uitgevoerd door direct leidinggevende.
  10. Het is verboden alcoholhoudende dranken of drugs op het werk te hebben of te gebruiken, of deze kort voor aanvang van de werktijd te nuttigen of te gebruiken. Ook het gebruik van medicijnen op het werk of tijdens deelname aan het verkeer dient afgestemd te worden met de direct leidinggevende. Het is niet toegestaan deel te nemen aan het verkeer als men medicijnen gebruikt die de rijbevoegdheid kunnen beïnvloeden.
  11. De gebouwen van RPS zijn rookvrij. In de huishoudelijke reglementen wordt per vestiging aangegeven waar het buiten het gebouw is toegestaan om te roken.
  12. Het is niet toegestaan wapens te dragen tijdens de werkzaamheden.
2
2.4.2 Werkplekinspectie

In het kader van de Arbowet streeft RPS naar het optimaal beheersen van veiligheid, gezondheid en milieu op de werkplek. Om dit te bewerkstelligen is het essentieel dat de direct leidinggevende de werkplek regelmatig inspecteert. Deze inspecties worden periodiek uitgevoerd aan de hand van een checklist, waarbij gelet wordt op:

  • orde en netheid;
  • gevaarlijke situaties en handelingen;
  • omgaan met gevaarlijke of milieubelastende stoffen;
  • status van reddingsmiddelen (brandblussers, EHBO-koffer etc.);
  • controle op naleving van veiligheidsregels, zoals dragen van persoonlijke
  • beschermingsmiddelen; inrichting kantoorwerkplekken op een zodanige wijze, dat deze ook goed schoon te maken zijn.
3
2.4.3 Voorlichting en instructie
  1. Nieuwe medewerkers krijgen bij indiensttreding, voor aanvang van de werkzaamheden een introductie door de direct leidinggevende of afdeling KAM betreffende de algemene veiligheidsvoorschriften; bovendien wordt dit arboreglement overhandigd, als onderdeel van het introductiehandboek.
    Bij introductie wordt een formulier door de direct leidinggevende ingevuld, dat instructie op diverse punten heeft plaatsgevonden. Bovendien wordt dit formulier door de medewerker
    ondertekend als bewijs dat hij van de genoemde punten kennis heeft genomen. Registraties van de introductie worden opgenomen in het personeelsdossier.
  2. Bij de start van een project met buitenwerkzaamheden worden door de direct leidinggevende tijdens het projectteamoverleg de specifieke veiligheidsvoorschriften voor het project doorgenomen, hetgeen in de notulen van het overleg wordt vastgelegd; dit geldt met name voor risicovolle activiteiten (startoverleg, V&G-plan, risicoanalyse). Ook tijdens de uitvoering worden alle projectteamleden (inclusief inleenkrachten) op de hoogte gebracht van de informatie, die nodig is om de werkzaamheden veilig te kunnen uitvoeren. De agenda van het overleg omvat minimaal:
    • algemene informatie omtrent het project
    • risico’s
    • VGM-gedragsregels
    • veiligheid
    • gezondheid
    • eventuele regels van de opdrachtgever
    • rondvraag
  3. Periodiek vinden toolboxmeetings plaats, waarbij wordt vastgelegd welke hiervan kennis hebben genomen. Eventueel vinden toolboxmeetings plaats in combinatie met kwartaalcontacten of andere bijeenkomsten. De SHEQ-manager is hiervoor verantwoordelijk. Iedere keer wordt een ander veiligheidsaspect behandeld, zoals de noodzaak tot het gebruik van de persoonlijke beschermingsmiddelen, het onderkennen van kritieke taken en risico’s.
4
2.4.4 Scholing en opleiding

Aan de hand van de functie-indeling en de verhouding tussen binnen- en buitenwerkzaamheden per medewerker wordt bepaald welke veiligheidsopleiding een medewerker dient te volgen c.q. gevolgd dient te hebben.

Concreet houdt dit bij RPS in, dat medewerkers die meer dan 50% van hun werkzaamheden op een
projectlocatie buiten (opbouwlocaties en andersoortig terrein) verrichten minimaal het Basisveiligheid VCA-certificaat in hun bezit moeten hebben.
Elke leidinggevende, die projecten met buitenwerkzaamheden begeleidt, dient het certificaat Veiligheid voor operationeel leidinggevenden VCA in zijn bezit te hebben.

Medewerkers, die werkzaam zijn voor opdrachtgevers, die het Bouwstoffenbesluit hanteren bij de uit te voeren werkzaamheden, dienen specifieke cursussen voor deze werkzaamheden te volgen c.q. gevolgd te hebben. Medewerkers, die veldwerk verrichten conform de BRL SIKB 2000 dienen te voldoen aan de eisen die in deze richtlijn ten aanzien van veiligheid en persoonlijke beschermingsmiddelen zijn opgenomen. Zij dienen door de projectleider over deze eisen te worden geïnformeerd.
Voor asbestinventariseerders (SC-540) geldt dat zij in het bezit dienen te zijn van een geldig DIA certificaat.

Algemeen geldt dat medewerkers die voor de uitvoering van hun werkzaamheden gebruik (moeten)
maken van een volgelaatsmasker, een face fit test en de (online) training “Veilig in elke vezel” dienen te doorlopen.

5
2.4.5 Specifieke veiligheids- en gedragsregels
  1. Gebruik bij tilactiviteiten zoveel mogelijk hulpmiddelen en/of hulp van een collega.
  2. Kabels, slangen, leidingen moeten zodanig zijn aangebracht dat ze geen hinder of gevaar opleveren.
  3. Aangebrachte verkeersmaatregelen zijn mede ter bescherming van de Zorg ervoor, dat deze maatregelen in stand worden gehouden en breng geen wijzigingen aan op eigen initiatief.
  4. Houd loop- en rijwegen Dit geldt ook voor vluchtwegen en handblusmiddelen.
  5. Voor werken op hoogte, werken in besloten ruimtes en ontsmetting bij werkzaamheden met asbest gelden specifieke werkinstructies. Deze werkinstructies dienen opgevolgd te worden in voorkomende gevallen en zijn beschikbaar via het RPS intranet.
6
2.4.6 Verkeersregels
  1. Op alle locaties gelden de verkeersregels conform de Nederlandse wetgeving.
  2. Op het werkterrein wordt de maximum snelheid aangegeven met borden; deze geldt voor alle voertuigen, inclusief werkverkeer.
  3. Parkeer voertuigen altijd op de daarvoor aangewezen parkeerplaatsen, bij voorkeur met de achteruit inparkeren.
  4. Loop nooit achter een achteruitrijdende machine of (vracht)auto langs.
  5. Houd de transportroute obstakelvrij.
  6. Zorgvuldig rijgedrag wordt zonder voorbehoud te allen tijde vooropgesteld, met name gezien het aantal bedrijfsauto’s, dat door RPS wordt ingezet om de werkzaamheden te kunnen uitvoeren.
7
2.4.7 Milieuregels
  1. Afvalstoffen dienen gescheiden verzameld te worden in de daarvoor bestemde afvalbakken en/of containers.
  2. Gemorst afval dient direct met passende middelen opgeruimd te worden. Lekkage, met name van afvalstoffen, zo snel mogelijk lokaliseren, opheffen en opruimen.
  3. Bijzondere vervuilingen en morsingen, die gevaar opleveren voor mensen in de omgeving of het milieu, dienen te worden gemeld bij de uitvoerder/leidinggevende, die passende maatregelen dient te treffen.
  4. Inzake de opslag van gevaarlijke stoffen wordt een register (zie bijlage) bijgehouden, waarbij de veiligheidsbladen van de leverancier gevoegd worden, zodat te allen tijde duidelijk is om welke stoffen het gaat en welke voorschriften gehanteerd moeten worden bij gebruik en bij morsen, contact met de huid e.d.
8
2.4.8 Persoonlijke beschermingsmiddelen (pbm's)

In onderstaand overzicht is aangegeven over welke persoonlijke beschermingsmiddelen personeel in dienst van RPS kan beschikken en waar en wanneer pbm’s gebruikt moeten worden.

In het document “Overzicht veiligheidsrisico’s per functie” (RPS intranet) staan de risico’s vermeld en de daarbij behorende persoonlijke beschermingsmiddelen die gedragen dienen te worden. Hoewel deze lijst met de uiterste zorgvuldigheid en nauwkeurigheid is opgesteld, kan de lijst niet in alle situaties voorzien.

Een ieder is gehouden aan de hierboven gestelde regels. Door de opdrachtgever of uitvoerder kunnen aanvullende eisen gesteld worden. Ook hieraan dient men te voldoen. Bij overtreding van bovenstaande regels gelden de sancties van het disciplinair beleid.

De medewerker is verantwoordelijk voor het schoonmaken en opruimen op de daarvoor aangewezen plaats van de pbm’s die hij tot zijn beschikking heeft gehad.