1.2 Intentieverklaring

Het ondernemingsbeleid van RPS wordt mede gericht op de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van haar werknemers teneinde persoonlijk letsel dan wel schade aan de gezondheid te voorkomen. In relatie tot derden op de werkplek worden gelijke normen als ten aanzien van het eigen personeel aangehouden.

Er wordt tenminste voldaan aan de wettelijke eisen, voortvloeiende uit de in Nederland van kracht zijnde arbeidsomstandighedenwetgeving (Arbowet). Er wordt continu gewerkt aan verbeteringen en het tijdig aangeven van prioriteiten op het terrein van arbeidsomstandigheden door middel van het opstellen van een Risico Inventarisatie & Evaluatie (Rl&E) en een daarbij behorend Plan van Aanpak. Dit wordt jaarlijks geëvalueerd door de directie in overleg met de Ondernemingsraad.

1.2.1 Beleid inzake de arbeidsomstandigheden

De verantwoordelijkheid tot vaststelling en uitvoering van het arbeidsomstandighedenbeleid (arbobeleid) berust bij de directie. Alvorens tot vaststelling van het voorgenomen arbobeleid over te gaan, pleegt de directie overleg met de Ondernemingsraad. Het arbobeleid wordt in de vorm van een Plan van Aanpak vertaald tot concrete actiepunten ter verbetering van de arbeidsomstandigheden van de medewerkers.

Hiertoe zullen:

  • de risico’s verbonden aan de arbeid worden geïnventariseerd {vastgelegd in een risico-inventarisatie en-evaluatie);
  • middelen ter beschikking worden gesteld (waaronder persoonlijke beschermingsmiddelen);
  • de verantwoordelijkheden van de werknemers worden vastgesteld;
  • maatregelen worden genomen.

De directie wordt hierbij ondersteund door de deskundigen van de arbodienst, de preventiemedewerker en externe deskundigen.

Bij de uitvoering van het arbobeleid worden de werknemers betrokken. Zij worden geïnformeerd over de aard van de risico’s voor de arbeidsomstandigheden bij indiensttreding. Vervolgens komen de onder­ werpen veiligheid, gezondheid en welzijn regelmatig in het overleg met het personeel aan de orde in de diverse overlegvormen (o.a. projectteamoverleg en toolboxmeetings).

Jaarlijks wordt het Plan van Aanpak besproken en geëvalueerd door directie met de Ondernemingsraad. Hiervan wordt een verslag worden gemaakt in de vorm van notulen van de overlegvergadering, waarna een nieuwe versie van het Plan van Aanpak wordt opgesteld.

1.2.2 Uitvoering van het beleid

1
Taken en verantwoordelijkheden

De directie belast de direct leidinggevenden met medeverantwoordelijkheid ten aanzien van arbozorg. De noodzakelijke organisatorische maatregelen worden genomen, waaronder schriftelijke vastlegging van taken en verantwoordelijkheden {zie hoofdstuk 3 in dit arboreglement).

2
Gedrag en toezicht

De medewerkers worden continu gewezen op hun verantwoordelijkheden ten aanzien van het in acht nemen van de nodige voorzichtigheid en zorgvuldigheid ter vermijding van gevaren voor zichzelf en voor anderen. Hiermee worden ook het naleven van procedures en voorschriften op het gebied van arbeidsomstandigheden bedoeld.

De direct leidinggevenden zijn verantwoordelijk voor het toezicht hierop. Zij hebben de beschikking over sancties om de medewerkers te dwingen veiliger te werken. De sancties worden in overleg met de Ondernemingsraad vastgesteld en aan alle medewerkers kenbaar gemaakt. Bij VCA-personeel (personeel dat structureel buitenwerkzaamheden verricht) geldt dat periodiek een werkplekinspectie plaatsvindt. Voor personeel dat veldwerk verricht in het kader van (water)bodem onderzoek vinden veldinspecties conform de BRL SIKB 2000 plaats. Bij deze inspecties wordt veiligheid op de werkplek getoetst.

3
Overleg en samenwerking

Aan arbozorg wordt regelmatig aandacht besteed tijdens het managementteam overleg (MT­ overleg) waarbij arbeidsomstandigheden vast agendapunt zijn. Gezien de wettelijke medezeggenschap van het personeel met betrekking tot arbozorg wordt ernaar gestreefd, dat deze medezeggenschap effectief wordt uitgeoefend. Omdat medezeggenschap verplichtingen voor werknemers meebrengt en het bewustzijn over arbeidsomstandigheden verbeterd moet worden, wordt voorlichting en onderricht zoveel mogelijk bevorderd.

4
Beheersmaatregelen

Voorts dient een ieder ervan overtuigd te zijn, dat consequente arbozorg uiteindelijk bijdraagt aan een beter bedrijfsresultaat. Daarom is de onderneming bereid binnen het jaarlijkse Plan van Aanpak de nodige middelen ter beschikking te stellen. Een en ander is steeds in relatie en evenwicht met de overige ontwikkelingen in de onderneming en de bedrijfstak. De gevaren voor veiligheid, gezondheid en welzijn die de aard van de werkzaamheden met zich meebrengen worden zoveel mogelijk weggenomen door het aanpassen van arbeidsmiddelen, goede instructies en heldere procedures.

5
Deskundige diensten

De directie verplicht zich indien nodig, zoals opgenomen in de Arbowet, deskundigen in te schakelen:

  • bij het opstellen van de risico-inventarisatie en -evaluatie (Rl&E);
  • bij de verzuimbegeleiding van zieke werknemers;
  • bij het uitvoeren van het periodiek preventief medisch onderzoek (PMO);
  • bij het uitvoeren van een arbeidsgezondheidskundig spreekuur; (indien dit niet met de eigen huisarts mogelijk is);
  • bij het laten uitvoeren van aanstellingskeuringen (indien van toepassing).

Deze diensten worden bij RPS uitgevoerd door verschillende externe partijen. Zie o.a. het verzuimprotocol in de AAR, algemene arbeidsvoorwaarden RPS, dat iedere medewerker bij indiensttreding ontvangt, waarin de afspraken met de arbodienst zijn vastgelegd. Keuringen worden door een specifieke dienstverlener uitgevoerd, evenals ergonomisch advies op de werkplek. Indien nodig wordt de arbodienst ingeschakeld voor advies en samenwerking met het personeel inzake de genomen en te nemen maatregelen en bij de uitvoering daarvan.

6
Voorlichting en onderricht

Alle medewerkers ontvangen zowel algemene als bedrijfs- en functiegerichte informatie inzake arbozorg. De voorlichting betreft de risico’s voor veiligheid, gezondheid en welzijn, alsmede aandacht voor de juiste werkprocedures, juist gebruik van de arbeidsmiddelen, ergonomisch advies ten aanzien van beeldschermwerk en fysieke belasting en juist gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen.

Deze voorlichting kan schriftelijk en mondeling plaatsvinden. In eerste instantie wordt de medewerker bij indiensttreding door de direct leidinggevende voorgelicht omtrent arbeidsmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen. Daarnaast is er een SHEQ-manager aangesteld om vragen op het gebied van veiligheid en gezondheid te beantwoorden en worden er toolboxmeetings gehouden.

7
Verzuim

Er wordt continu aandacht besteed aan het terugdringen en beheersbaar houden van het ziekteverzuim. Een goede verzuimregistratie, -analyse en-begeleiding zijn instrumenten die in samenwerking met de arbodienst daarbij gehanteerd worden.

Het actuele ziekteverzuim vormt een vast punt van aandacht bij het MT-overleg.

De verzuimrapportage van de arbodienst is een periodiek agendapunt bij het overleg tussen directie en Ondernemingsraad, om eventuele ontwikkelingen tijdig te kunnen signaleren.

Concreet houdt een en ander bij RPS in, dat bij ziekmelding de direct leidinggevende de eerste dag meteen contact opneemt met de medewerker, indien deze dit al niet zelf heeft gedaan. Verder wordt bij een ziekteduur van langer dan een week opnieuw door de direct leidinggevende contact met de medewerker opgenomen om te informeren naar de stand van zaken.

Bij langdurige ziekte zorgt de afdeling personeelszaken voor een bloemetje, een kaartje of een attentie. De medische verzuimbegeleiding wordt door de arbodienst verricht.

8
Preventief medisch onderzoek (PMO)

Elke medewerker wordt in de gelegenheid gesteld om periodiek een medisch onderzoek te ondergaan. De inhoud van het onderzoek wordt op grond van de Rl&E en het Plan van Aanpak vastgesteld, in overleg met de Ondernemingsraad. De inhoud kan variëren van een fittest, tot een gehoortest, ogentest, beeldschermwerk, fysieke belasting.

9
Arbeidsgezondheidskundig spreekuur

Elke medewerker wordt in de gelegenheid gesteld om gebruik te maken van een (open) spreekuur bij de arbodienst. Deze mogelijkheid wordt vermeld in het verzuimprotocol zoals dit is opgenomen in de AAR, algemene arbeidsvoorwaarden RPS.

10
Inkoop

Bij het inkopen van arbeidsmiddelen, het ontwerp en inrichting van gebouwen en andere middelen die de arbeidsomstandigheden nadelig kunnen beïnvloeden, wordt tijdig met de betrokkenen overlegd en zo nodig advies ingewonnen bij deskundigen.

11
Persoonlijke bescherming

Bij het verrichten van werkzaamheden dienen alle werknemers te worden beschermd. Indien persoonlijke beschermingsmiddelen noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld bij VCA-personeel, worden deze aan de desbetreffende medewerkers ter beschikking gesteld. Bij indiensttreding wordt een en ander door de direct leidinggevende geïnventariseerd en zo nodig besteld.

De bijbehorende instructies voor het gebruik worden door de direct leidinggevende gegeven.

12
Ongevallen, incidenten, gevaarlijke situaties en beroepsziekten

Een zorgvuldige en consequente meldingsprocedure voor ongevallen, calamiteiten, incidenten, gevaarlijke situaties en beroepsziekten met de daaraan verbonden onderzoeken, rapportage en analyse is opgesteld en wordt bijgehouden. Hiervoor is een formulier opgesteld, dat in voorkomende gevallen door de direct leidinggevende in overleg met de medewerker wordt ingevuld. Ook wordt een register bijgehouden waarin bovengenoemde situaties worden aangetekend.

13
Bedrijfshulpverlening

Om in geval van calamiteiten de gevolgen voor personen en de materiële en milieuschade effectief te kunnen beperken is bedrijfshulpverlening georganiseerd. Om voorbereid te zijn op calamiteiten zijn per vestiging bedrijfsnoodplannen vastgesteld en aan alle medewerkers bekend

gemaakt door dit op diverse punten in het bedrijf voor alle medewerkers zichtbaar op te hangen. Per vestiging zijn medewerkers tot bedrijfshulpverlener opgeleid. Het aantal BHV’ers varieert per vestiging en is/wordt steeds afgestemd op de grootte van de RPS organisatie en risico’s per locatie. Jaarlijks worden BHV herhalingstrainingen en ontruimingsoefeningen georganiseerd.

14
Jeugdigen

In voorkomende gevallen worden de werkzaamheden die jeugdige medewerkers verrichten kritisch vastgesteld, waarbij de eisen uit de Arbowet ten aanzien van de soort werkzaamheden, arbeidstijden, voorlichting, onderricht, toezicht en begeleiding als norm gelden.

15
Zwangeren

Maatregelen bij de combinatie van zwangerschap en werk zijn nodig als er sprake is van een gevaar/risico voor zwangerschap en als er sprake is van (dreigend) verzuim. Verder is er recht op standaardvoorzieningen.

Bij het goed combineren van werk, zwangerschap en borstvoeding hebben meerdere partijen een taak en verantwoordelijkheid, zowel binnen als buiten het bedrijf.

De werkgever, de werknemersvertegenwoordiging, de leidinggevende en natuurlijk de werkneemster zelf spelen een rol in de manier waarop het bedrijf omgaat met de combinatie werk en zwangerschap.

Werkgever en OR
Het voeren van een zwangerschapsbeleid is primair de verantwoordelijkheid van de werkgever. Hij moet hierbij samenwerken met de werknemers.

Leidinggevende
De leidinggevende heeft in praktijk een belangrijke rol bij de bescherming van de veiligheid en de gezondheid. Hij moet het initiatief nemen tot het treffen van maatregelen en het maken van afspraken. De werkneemster kan bij de werkgever een verzoek indienen voor aanpassingen van haar werk.

Werkneemster
Om als werkneemster aanspraak te kunnen maken op bepaalde voorzieningen en specifiek beschermende maatregelen moet je de werkgever wel (tijdig) informeren over je zwangerschap, bevalling en het geven van borstvoeding. De werkgever mag hierbij een verklaring van een arts of verloskundige vragen, waaruit blijkt dat de werkneemster zwanger is. (Arbeidstijdenwet artikel 4.5 en 4.6) Als de werkgever, leidinggevende en werknemer vragen hebben over het gezond en veilig combineren van werk en zwangerschap kunnen zij advies vragen aan een deskundige. Dit kan de gecertificeerde arbodienst zijn of één van de vier gecertificeerde kerndeskundigen (bedrijfsarts, arbeidshygiënist, arbeids- en organisatiepsycholoog en veiligheidskundige).

Het UWV is de uitvoeringsorganisatie die de uitkering verzorgt voor het zwangerschaps- en bevallingsverlof en de uitkering bij ziekte wegens zwangerschap of bevalling. Het UWV kan desgevraagd ook een second opinion geven of een werkneemster ziek is wegens zwangerschap of bevalling.

Samenvatting:
Bij het goed combineren van werk, zwangerschap en borstvoeding hebben meerdere partijen een taak en verantwoordelijkheid. Binnen het bedrijf zijn dit de werkgever, de OR, de leidinggevende en de werkneemster zelf. Zij kunnen ter ondersteuning advies vragen van externe deskundigen (arbodienst of kerndeskundige). Het UWV is de partij die de uitkering bij het zwangerschaps- en bevallingsverlof en bij ziekte wegens zwangerschap of bevalling verzorgt.

16
Bijzondere groepen

Met overige bijzondere groepen zoals ouderen (ouder dan 55 jaar), thuiswerkers, alleenwerkers, derden, inleners en stagiairs, gehandicapten en medewerkers die de Nederlandse taal niet beheersen wordt rekening gehouden door aanvullende procedures, voorschriften en/of regels op te stellen. Verder worden stagiairs intensief begeleid en bekend gemaakt met eventuele veiligheids­voorschriften, die op hun werkzaamheden van toepassing zijn.

17
Emotionele belasting

Om de medewerkers te beschermen tegen emotioneel belastende situaties op het werk zoals agressie, (verbaal) geweld, discriminatie, seksuele intimidatie of pesterijen is een vertrouwenspersoon benoemd. Dit is bij RPS een externe deskundige van de arbodienst. De gegevens van deze vertrouwenspersoon worden op Intranet vermeld. Bovendien is deze persoon bereikbaar via het algemene nummer van de arbodienst. In de bijlage van dit arboreglement is een beleidsnotitie opgenomen waarin wordt vermeld hoe te handelen bij ongewenste omgangsvormen.