2.2 Beleid

Het beleid ter bestrijding van ongewenste omgangsvormen bestaat uit een tweesporenbeleid. In de eerste plaats het treffen van maatregelen om ongewenste omgangsvormen te voorkomen, de preventie en voorlichting (par. 5.2.1). In de tweede plaats het op een adequate wijze behandelen van meldingen en klachten met betrekking tot ongewenste omgangsvormen om zodoende deze vormen van intimidatie te stoppen en herhaling daarvan te voorkomen, alsmede hoe de opvang en nazorg is geregeld (par. 5.2.2).

Er kan onderscheid gemaakt worden tussen het melden van een incident en het indienen van een klacht en daarmee ook van melder/meldster en klager/klaagster. Voor de leesbaarheid van deze beleidsnotitie wordt alleen over klager/klaagster gesproken. Tenslotte wordt in par. 5.2.3 nader ingegaan op de positie van de klager/klaagster alsmede de aangeklaagde.

1
2.2.1 Preventie en Voorlichting

De directie van RPS vindt het van groot belang dat er draagvlak bestaat voor een beleid ongewenste omgangsvormen. Zij zal de medewerkers informeren over dit beleid en wil door het onderwerp bespreekbaar te maken erkenning, herkenning en bewustwording bevorderen. Tevens zal zij duidelijk maken dat ongewenste omgangsvormen binnen RPS niet getolereerd worden.

Maatregelen om deze preventie en voorlichting vorm te geven zijn:

  • het management en de ondernemingsraad alert en adequaat leren inspelen op ongewenste omgangsvormen door betere herkenning en bewustwording;
  • de medewerkers:
  • duidelijk maken dat ongewenste omgangsvormen binnen RPS niet getolereerd worden;
  • het beleid ongewenste omgangsvormen bespreekbaar maken om zo te komen tot herkenning en bewustwording bij medewerkers met de mogelijkheid tot gedragsverandering, want ongewenste omgangsvormen zijn immers vooral een kwestie van mentaliteit;
  • bekend maken met de interne procedure en de klachtenprocedure;
  • wijze van bekendmaking van de vertrouwenspersoon, bijvoorbeeld middels de RPS nieuwsbrief;
  • onderwerp van gesprek in het functioneringsgesprek;
  • het regelmatig bespreekbaar maken van dit onderwerp in het werkoverleg;
  • advies over inrichting van de werkplek (RI&E).
2
2.2.2 Opvang en nazorg

De directie van RPS stelt alles in het werk om ongewenst gedrag te voorkomen. Daarmee kan echter niet uitgesloten worden dat ongewenst gedrag zich voordoet. Om adequaat te zorgen voor opvang van medewerkers die te maken hebben of hebben gehad met ongewenste omgangsvormen heeft de directie van RPS besloten gebruik te maken van de vertrouwenspersoon van MKBasics. Door iemand buiten RPS te benoemen hoopt RPS de toegankelijkheid van de vertrouwenspersoon door zijn/haar onafhankelijke positie te verhogen. Deze vertrouwenspersoon heeft kennis van en ervaring met de problematiek van seksuele intimidatie, pesten, agressie en geweld en discriminatie en zal alle klachten serieus nemen. Dit met als doel de gevolgen van ongewenste omgangsvormen en daarmee mogelijke psychosociale arbeidsbelasting tot een minimum te beperken en structurele gezondheidsschade te voorkomen.

Vertrouwenspersoon
De vertrouwenspersoon ongewenste omgangsvormen draagt zorg voor de opvang van medewerkers, die te maken hebben of hebben gehad met ongewenste omgangsvormen. Als de medewerker dit wil, kan de vertrouwenspersoon problemen op het terrein van ongewenst gedrag bespreekbaar maken bij de aangewezen personen binnen de organisatie.

De taken van de vertrouwenspersoon zijn:

  • hulpverlening aan klager/klaagster;
  • zichzelf bekend maken bij de doelgroep;
  • contacten onderhouden met verschillende functionarissen;
  • signaleren van knelpunten;
  • registratie van en rapportage over binnengekomen klachten en de afwikkeling daarvan;
  • adviseren over mogelijke oplossingen.

De hulpverlening bestaat uit:

  • eerste emotionele opvang en hulp aan klager/klaagster;
  • desgewenst advies geven over mogelijkheden om problemen aan te pakken;
  • desgewenst ondersteuning bieden aan klager/klaagster bij het realiseren van de gewenste oplossing;
  • indien gewenst, contact opnemen met afdeling personeelszaken of andere daarvoor aangewezen personen binnen de organisatie;
  • nazorg, nabehandeling of formele afhandeling van de klacht.

De vertrouwenspersoon is hulpverlener van en klachtenbegeleider voor een klager/klaagster. Dat betekent dat de vertrouwenspersoon niet in eigen persoon bemiddelt tussen klager/klaagster en aangeklaagde en ook geen onderzoek of uitspraak doet naar de gegrondheid van de klacht.

3
2.2.3 Positie van de klager/klaagster en aangeklaagde

Vanaf het moment dat een klager/klaagster een klacht uit in het kader van ongewenst gedrag is er een potentiële aangeklaagde bekend. De aangeklaagde moet, ongeacht de aard en ernst van een klacht, kunnen rekenen op een zorgvuldige en respectvolle benadering door RPS. Dit betekent dat RPS streeft naar een onpartijdig, zorgvuldig en eerlijk onderzoek naar de inhoud en de aard van de klacht.